In november 2024 heeft Hollandia Archeologen een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd ter hoogte van het Kerkplein in Egmond-Binnen. In totaal zijn drie werkputten aangelegd en is een groot deel van het terrein tot een beperkte diepte archeologisch onderzocht. Hiervan was geen deel zonder archeologische restanten.
Afbeelding 1 en 2. Aanzicht van het mesheft met afbeeldingen van een leeuw en een adelaar. Rechts is de rekst zichtbaar
De werkwijze en de vondsten
De bodemopbouw is redelijk eenduidig. Onder het maaiveld is zandophogingen aangetroffen. Deze lagen bevatten incidenteel baksteen- en andere puinfragmenten, en de lagen waren op een aantal plaatsen sterk doorworteld. Ook waren plaatselijk verstoringen zichtbaar van de aanleg en recente verwijdering van kabels en leidingen en de bouw en sloop van de voormalige kerk met kelder, die vaak ook nog doorgingen in het jonge duinzand eronder.
Tijdens de aanleg van vlak 1 in de werkputten zijn in deze verstoorde en opgebrachte bovengrond recente metaalvondsten (een ijzeren nagel/staaf, ring, stripje aluminium, mogelijke versiering met schroefdraad van een hek, en een onbekend (industrieel?) object), rood- en grijsbakkend aardewerk, steengoed, dierlijk botmateriaal
en keramisch bouwmateriaal (fragmenten van een rode baksteen, rode dakpan en rood geglazuurde plavuis) gevonden. Er zijn twee oudere metaalvondsten gedaan in werkput 3: een mesheftbekroning uit waarschijnlijk de late middeleeuwen (zie afb. 3) en een klein stripje beslag.
In werkput 2 zijn in vlak 1 (in de top van het jonge duinzand op 2,10-2,30 m +NAP), naast twee kleine stukjes beslag met nageltjes, twee bijzondere vondsten gedaan: het heft van een mes of dolk (zie afb. 1 en 2) en een zegelstempel (zie afb. 4). Op basis van de gotische letters op het heft zou het mes/de dolk tussen 1200 en 1500 kunnen dateren. De vorm van de zegelstempel en het handvat suggereren een datering tussen de 14e en de tweede helft van de 16e eeuw. Wat de afbeeldingen en tekst op het heft betekenen zal tijdens de uitwerking verder moeten worden onderzocht. De gotische letters lijken ‘BEYN’ of ‘VEYN’ en ‘NOCH’, ’HOCH’ of ’UOCH’ te spellen, maar vooralsnog is nog onduidelijk wat deze woorden dan vervolgens moeten betekenen. De betekenis van het teken op de zegelstempel is ook nog onduidelijk. Er is gesuggereert dat het twee gekruiste zwaarden zijn, die vervolgens met behulp van de uiteinden van de ‘zwaarden’ en de verticale streep en cirkel tegelijk ook een soort bootanker vormen. Daarnaast zijn er veel Duitse laatmiddeleeuwse zegelstempels bekend waarop een zogenaamd ‘Hausmark’ staat. Dit soort ‘Hausmarken’ dienden als markering van bezit of eigendom, maar werden al snel een soort tegenhanger van het gebruik van wapenschilden om een familie aan te duiden. Deze Hausmerken werden vaak aangebracht aan de buitenzijde van woonhuizen en dit gebeurd in Duitsland nu nog steeds. De vormgeving van de tekens doet daarnaast denken aan de merken van steenhouwers die ze op hun stenen aanbrachtten.
Afbeelding 3 en 4. Een fragment van de mesheft bekroning en de zegelstempel
Ouderdom structuren en bewoningsfasen
Het dateren van de muurresten en funderingen kan worden vastgesteld aan de hand van stratigrafie en vondsten. Voor een nauwkeurige datering moeten we wachten op de definitieve rapportage. Daarvoor moeten alle sporen en vondsten worden uitgewerkt en specialisten hun bijdrage leveren. Dit rapport zal binnen twee jaar moeten worden afgerond. De eerste inschatting van de datering van de sporen (muurresten, funderingen, kuilen e.d.) en vondsten is dus een voorlopige. De jongste muurresten van de gebouwen liggen op het achterterrein.
Het betreft minimaal vier gebouwen. Gebouw 1 en 2 lagen op het achtererf van Noordeinde 80. De rooilijn of kavelgrens met het belendende perceel heeft hier al sinds het begin vastgelegen. Gebouw 1 en 2 zijn niet gelijktijdig. Ze zijn niet volledig onderzocht. Een aantal funderingen/muurresten zijn door latere sloop geheel
verdwenen. Beide gebouwen waren echter vermoedelijk even groot. Gebouw 1 lag iets westelijker dan gebouw 2 dat helemaal naar de achtergrens van het perceel is aangebouwd. Gebouw 3 en 4 besloegen twee kavels op het achtererf van Noordeinde 82 en 84 en lagen dus in de breedte. Van gebouw 3 zijn tamelijk smalle muurtjes teruggevonden en plavuizenvloeren. Ook deze lag iets meer richting het Noordeinde. Ook dit gebouw is later vervangen voor een gebouw van vergelijkbare omvang, maar met zwaardere muren (gebouw 4). Dit gebouw was mogelijk een soort werkplaats of loods dat verband hield met werkzaamheden in de haven. Achter dit gebouw lag nog een stenen plaveisel of werkvloer van bakstenen. Deze kwam direct onder het bouwzand tevoorschijn.
Voor de gebouwen op het achtererf is al in de 17e-18e eeuw bouwzand tegen de dijk aangebracht. Daarop zijn in iedergeval de twee jongste gebouwen 2 en 4 op gefundeerd. De funderingen van voorgangers hiervan, gebouw 1 en 3, lagen grotendeels op de dijk die vooral is opgebouwd uit veenplaggen. Aangezien deze veenplaggen geen stevigheid boden hebben ze, voordat de bakstenen muurrfundering werd opgemetseld, eerst een fundering gemaakt van hout. Dit bestond uit in de grond geslagen palen en liggend hout. Soms werd een muur op een oud stuk hout gelegd zoals het geval is van een muur van gebouw 1. Deze lag op een stuk oud scheepshout, een bewerkte plank van bijna 4 meter lang. Vermoedelijk betreft het hier een onderdeel van een scheepsroer van een klein schip.
Het middendeel van het terrein bestaat het archeologische vlak grotendeels uit opgebracht veen met bijzonder veel vondsten (aardewerk, dierlijk bot, natuursteen, bouwmateriaal) dat hoofdzakelijk in de zestiende eeuw dateert. Het betreft vooral roodbakkend aardewerk, veelal grapen en bakpannen naast Rijnlands steengoed, hoofdzakelijk kannen. Duidelijk 16e eeuws zijn roodbakken fragmenten met loodglazuur en ingekraste (zgn sgraffito) versiering (afbeelding 4). Dit soort aardewerk werd onder andere in Monnickendam gemaakt. Onder het Rijnlandse steengoed is een fragment van een spitsneuskan gevonden dat dateert in het begin van de 16e eeuw.
Afbeelding 5 en 6. Een zijaanzicht van het mesdolk. Het mes is ongeveer 15 centimeter in lengte en het messingplaatje is aan vier zijden gegraveerd met twee afbeeldingen en twee spreukteksten. De afbeeldingen zijn een leeuw en een adelaar (christelijke symboliek voor de apostelen Marcus en Johannes).
Geschiedenis van Egmond-Binnen in een vogelvlucht
Egmond-Binnen ligt de oorsprong van het graafschap Holland en van de drie Egmonden. In de 7e eeuw daalt de zeespiegel en ontstaat er een nederzetting op de plek waar nu de Adelbertusakker ligt. Dit is het oudste Egmond, dat in oude geschriften ook wel Eckmunde, Hecmunde of Egmunde werd genoemd. De heilige Adelbert werd begraven op deze akker, en hier stond in de vroege middeleeuwen een houten kerkje, dat uitgroeit tot een bedevaartsoord.
In het jaar 922 geeft koning Karel de Eenvoudige van West-Francië deze kerk in Egmond met al het grondbezit eromheen in leen aan Dirk I, de eerste graaf van Holland. De bewoners van Egmond trekken geleidelijk aan anderhalve kilometer landinwaarts naar het oude Hallum. Graaf Dirk I sticht hier in 922 een nieuw houten kloostertje. Met pauselijke toestemming laat hij daar het opgegraven gebeente van Sint Adelbertus overbrengen. Omstreeks het jaar 950 laat Dirk II, zoon van Dirk I, een stenen abdij bouwen, de Abdij van Egmond. Door toedoen van de graven van Holland, krijgen de monniken van deze abdij zeggenschap over uitgestrekte gebieden. Het beheer geven zij in handen van rentmeesters die de functie erven en steeds machtiger worden: de stamvaders van het geslacht Egmont met een eigen slot en slotkapel. De monniken hebben grote invloed op het ontginnen en bedijken van het gebied en op het vervoer over de vaarwegen. Al rond 1050 leggen zij de Zanddijk aan, later ook de Hogedijk en de Krommedijk. Vanaf de 10e eeuw ontstond er rond het klooster een dorpse gemeenschap, wat nu Egmond-Binnen is. De dorpen op de strandwal van Egmond werden verbonden door de Herenweg, die al vroeg een belangrijke doorgaande route vormde. Deze weg was niet alleen van belang voor communicatie tussen de dorpen maar ook tussen grafelijke bodes, rechters en troepen. Langs de Herenweg liggen niet alleen de dorpen Egmond-Binnen en Egmond aan den Hoef, maar ook de gehuchten Rinnegom, Wimmenum en Het Woud.
In 1568, aan het begin van de 80-jarige oorlog, plundert afgedankt krijgsvolk van Hendrik van Brederode de abdij. In 1572 vernielt de bende van Sonoy de bibliotheek en een jaar later steken geuzen de gebouwen in brand. Van het middeleeuwse klooster stonden alleen de beschadigde abdijkerk en de Buurkerk nog overeind. Pas in 1934 verrijst een nieuwe abdij en in 1935 komen er weer monniken naar Egmond-Binnen.
De Adelbertuskerk, de grote moderne kerk met toren, die nu op het Kerkplein staat, is in 1964 gebouwd en bezat 20 jaar lang de relieken van Sint Adelbertus.
Afbeelding 7. (Detail)foto’s van het mogelijke mes dat in werkput 2 in het jonge duinzand is gevonden. De datering en de betekenis van de tekst moet bij de uitwerking nog nader worden bepaald. Op de vier zijden van de messing versiering staan een leeuw en adelaar en aan twee zijden een tekst in gotische letters (‘BEYN’ of ‘VEYN’ en ‘NOCH’, ’HOCH’ of ’UOCH’).