Een late klokbekernederzetting uit Heiloo (locatie Craenenbroeck)
Aan de Kennemerstraatweg 229 tot 237 in Heiloo is door Hollandia een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Vanwege de geplande nieuwbouw van de zorginstelling Craenenbroeck en de bodemverstoring die daarbij gepaard gaat is in drie fasen dat deel van het terrein opgegraven waar de bodem werkelijk verstoord zou gaan worden over een oppervlak van circa 800 vierkante meter. Op ongeveer een halve meter onder maaiveld werd een pakket duinzand aangetroffen waarin op de meeste plaatsen moesbedden waren ingegraven, een wijdverspreid fenomeen in deze streken. Vlak daaronder kwam echter een oud veenoppervlak tevoorschijn met betredingssporen. Hierin waren vooral de hoefafdrukken van runderen zichtbaar. Alleen in de noordwesthoek was een deel van dit veenpakket afgegraven vermoedelijk aan het einde van de late middeleeuwen. Over het grootste deel van het terrein, enkele recente kuilen en putten van de gesloopte panden uitgezonderd, was het veenpakket nog intact. Het veenpakket was gemiddeld 80 cm dik en sterk gelaagd. Hierin waren duidelijk verschillende fasen van veengroei herkenbaar. Onderin waren enkele veenlagen nog vermengd met dunne zandlaagjes. Hierin werden ook vage sporen van betreding waargenomen. Op enkele plaatsen leek onderin het veen nog geakkerd te zijn, zichtbaar aan schollen zand mogelijk het resultaat van ploegen. Onder het veen kwam een homogene grijze cultuur- of akkerlaag tevoorschijn van gemiddeld 15 tot 20 cm dikte. Aan de onderkant van deze laag werden duidelijke eergetouwkrassen zichtbaar. Op één plek werd zelfs een minuscuul stukje vuursteen aangetroffen. Bij de aanleg van een dwarssleuf werden zelfs paalsporen aangesneden, die bij het couperen soms nog een diepte hadden van 60 cm. Uit één van de paalkuilen kwam een vuurstenen duimschrabber. Dit leidde tot uitbreiding van het onderzoek. In een tweede fase is de zone rondom de sporen opgegraven. In een derde fase is een ruime zone daaromheen onderzocht.
Uiteindelijk is hierdoor een compleet erf opgegraven met een noordwest-zuidoost gerichte boerderijplattegrond van circa 5 meter breed en 22 meter lang gelegen op een langgerekte zandige rug. In totaal werden meer dan 200 sporen aangetroffen waarvan de verspreiding zich beperkte tot een zone van circa 5 bij 22 meter. Deze sporenzone valt vermoedelijk samen met die van één of twee boerderijen. Behalve paalkuilen die nog tot een aanzienlijke diepte bewaard zijn gebleven, soms nog opgevuld met houtskool en soms met een vuurstenen artefact, werden ook enkele grote ronde kuilen onderzocht, vermoedelijk waterkuilen. Deze lagen alle aan de oostzijde van het erf. Er zijn relatief weinig vondsten gedaan en vooral het geheel ontbreken van aardewerk was opvallend. In totaal zijn er elf stukjes vuursteen geborgen, waaronder afslagen en kleine werktuigjes zoals een kling en een duimschrabber. Ook werden er fragmenten van dierlijk bot gevonden waaronder schaap/geit en rund.
De richting van de nederzetting is vooral bepaald door het toenmalig reliëf. Direct aan de zuidzijde lag een depressie waarin zich klei heeft afgezet. Deze kleiige zone vertoonde op veel plaatsen sporen van betreding. Vermoedelijk was dit een drassige zone. Het kan zijn dat deze zone gelijktijdig is geweest met de bewoning. Aan de zuidzijde van de plattegrond is nog een groot stuk opgegraven waar geen nederzettingssporen zijn gevonden maar wel eergetouwkrassen en een greppel. Deze smalle oost-west gerichte greppel is gegraven in de akker. Uit de greppel komen enkele botfragmenten en een brokje vuursteen, waardoor een relatie met de boerderij aannemelijk is. Het is de vraag of greppel en akker gelijktijdig zijn met de nederzetting.

Afbeelding 1. Een historische kaart uit de 18e eeuw met kasteel Craenenbroeck en klooster ‘De Blinken’ afgebeeld.
Dateringen aan de hand van radiokoolstofonderzoek
Er is strategisch materiaal verzameld voor het verkrijgen van dateringen. Door het ontbreken van dateerbaar vondstmateriaal zijn we geheel afhankelijk van radiokoolstofdateringen en stratigrafie. De vuurstenen artefacten zoals de duimschrabbers zijn weinig tijdspecifiek en komen in ver uit elkaar liggende periodes voor. Een aantal dateringen zijn inmiddels binnen waaronder die van de onderkant en bovenkant van de veenlaag. Deze dateringen komen goed overeen met dateringen van hetzelfde veenpakket, maar dan op andere locaties zoals bij Limmen de Krocht- locatie A op circa 4 km naar het zuiden en het Heiloërbos op 2 km naar het noorden (resp. Dijkstra e.a. 2006 en Westerhoff e.a. 1987). De veengroei is mogelijk al begonnen rond 1900 v. Chr. De datering op de locatie Craenenbroeck is iets ouder uitgevallen dan beide ander locaties. Mogelijk komt dit doordat de locatie Craenenbroeck meer centraal ligt in de vallei tussen de strandwal Limmen-Heiloo-Alkmaar en die van Uitgeest-Akersloot dan de andere twee locaties en dat hier de vernatting en de daaropvolgende veenvormig eerder is begonnen. Het einde van de veengroei ligt tussen circa 800 en 500 v. Chr.
Twee radiokoolstofmonsters zijn aan de bewoningsperiode gekoppeld. Het betreft een verkoold takje uit de onderkant van een waterkuil en verzameld houtskool uit de akkerlaag boven de sporenconcentratie. De datering van het takje uit de waterkuil komt nagenoeg overeen met het begin van de veengroei. Dit betekent vermoedelijk dat de kuil nog open lag aan het einde van de bewoning en dat de vernatting al was begonnen. De nederzetting moest waarschijnlijk om deze reden verlaten worden. De datering van houtskool uit de akkerlaag is significant ouder en komt uit tussen 2025 en 1885 v. Chr. (gecallibreerd met het programma OxCal en met een standaarddeviatie van 2 sigma). Plekken met houtskool bleken beperkt tot de onderliggende huisplaats. Het houtskool is daarmee specifiek te koppelen aan de bewoningsperiode. Er zijn nog vergelijkbare monsters in behandeling, namelijk van houtskool uit een paalkuil. De bovengenoemde datering ligt grotendeels binnen de jongste fase van de klokbekercultuur die gedateerd wordt tussen 2400 en 1900 v. Chr. Binnen de regio is slechts één andere klokbekervindplaats bekend namelijk bij Klein-Dorregeest, een vindplaats op de oudere strandwal Uitgeest-Akersloot (Müller e.a. 2008). Hier werden wel dateerbare vondsten geborgen waaronder dus klokbekerscherven en meer specifieke vuurstenen artefacten waaronder een pijlspits. Na het veldonderzoek bleek de locatie Craenenbroeck niet helemaal zonder aardewerk. Drie brokjes verzameld uit een greppel samen met een stukje vuursteen en een botfragment bleken aardewerk te zijn. Het is de vraag of je een nederzetting op basis van een radiokoolstofdatering aan een archeologisch cultuur kunt toeschrijven die gebaseerd is op specifiek aardewerk.
Afbeelding 2 en 3. Links: Alles in een vlak. We zien de bovenkant van het veen met hoefindrukken. We zien links vooraan veenkuilen uit de late middeleeuwen en op de achtergrond de moesbedden uit de vroege 20e eeuw. Rechts: Eergetouwkrassen onder het veen. We zien de veenlaag in het profiel met links een kuil door het veen en direct ophouden boven het veen vroeg 20e eeuwse moesbedden.


Afbeelding 4 en 5. Boven: Vlak met eergetouwkrassen en paalkuilen. Onder: Veldtekening met eergetouwkrassen en paalkuilen. Mogelijke huisplattegronden zijn vastgesteld met een lengte van 17 x 5 meter.
Afbeelding 6. Onder: fragmenten van vuursteen die o.a. zijn aangetroffen in enkele paalkuilen.
Sleutelsite? Pioneers van het nieuwe land?
Afbeelding 7. Andere vuursteenfragmenten die zijn aangetroffen tijdens het veldonderzoek.
Betekenis van de nederzetting Heiloo Craenenbroeck
Tot voor kort waren uit de regio Kennemerland vooral oude losse vondsten bekend die dateerden in de bronstijd en neolithicum. Niet geheel toevallig kwamen deze vondsten uit Uitgeest, Limmen en Heiloo. Het betreft de laat neolithische hamerbijlen uit Limmen (Cordfuncke 1969) en Uitgeest (Helderman 1972) en de vier vuurstenen sikkels en bronzen sikkel uit de bronstijd/ijzertijd uit Heiloo (De Ridder 1995). Pas onlangs konden de vondsten uit de bronstijd/ijzertijd enigzins in context geplaatst worden door archeologisch onderzoek. Recent is er op de strandwal van Heiloo bij Zuiderloo uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd waarbij zowel een grafheuvel als mogelijk nederzettingssporen aangetroffen werden uit de midden bronstijd. De oudste datering aldaar kwam uit rond 1350 v. Chr. (Van der Heiden en Lange 2012). Met het onderzoek van Heiloo Craenenbroeck lijkt het er nu ook op dat de laat-Neolithische hamerbijlen niet geheel meer uit de lucht zijn komen vallen.
Hoewel het veen op sommige plaatsen is afgegraven blijkt de aanwezigheid van deze laag en de grote diepte indicatief voor nederzettings- en/of akkersporen uit de prehistorie. Op meerdere locaties in Limmen en Heiloo zijn onder deze veenlaag eergetouwkrassen aangetroffen. Hoewel deze indirect gedateerd konden worden door de dateringen van het begin van de veengroei blijkt door het onderzoek op de locatie Craenenbroeck nog eens duidelijk dat deze akkersporen stammen uit de overgangsperiode van neolithicum naar bronstijd. In deze periode was de vallei tussen Heiloo en Akersloot op grote schaal in cultuur gebracht. De wijdverspreide locaties met eergetouwkrassen geven aan dat er veel meer nederzettingen moeten liggen. Deze zijn echter maar moeilijk te traceren, omdat het oppervlakte van de erven zeer beperkt is en er nagenoeg geen vondsten liggen. Binnen de hele regio moet er echter vanaf nu serieus rekening mee gehouden worden. Dit is van belang omdat nederzettingen uit de overgangsperiode van neolithicum naar bronstijd binnen geheel Nederland zelden worden aangetroffen. In West-Nederland zijn er enkele slechts enkele sites uit deze periode waarbij een huisplattegrond werd aangetroffen, maar beide lijken net iets jonger te zijn dan Heiloo-Craenenbroeck. Het betreft de nederzetting Molenaarsgraaf in de Alblasserwaard en Noordwijk-Bronsgeest (resp. Louwe Kooijmans 1974 en Van Heeringen e.a 1998). Van de aangetroffen plattegrond van Noordwijk bestaan meerdere interpretaties (zie Fokkens 2005). Hiertoe geeft de paalkuilenconfiguratie dan ook aanleiding. Ook de paalkuilenconfiguratie van Heiloo Craenenbroeck bestaande uit bijna 200 paalkuilen is voor meerdere interpretaties vatbaar (afb.7). Er worden hier twee mogelijke plattegronden gepresenteerd. Een plattegrond van circa 17 meter lengte en een grootste breedte in het midden van 5 meter met een zwalkende gebogen wand. Er is enige overeenkomst met de plattegrond van Noordwijk, maar de eerste interpretatie toont geen tweeschepigheid zoals de plattegronden van Molenaarsgraaf en Noordwijk. Wel zijn er in de binnenruimte twee rechthoekige binnenwerken te construeren. Alle plattegronden dus ook die van Molenaarsgraaf en Noordwijk tonen een zeer gebogen wat zwalkende buitenwand. Een sterke binnenconstructie van dragende palen moet dan ook noodzakelijk geweest zijn. De buitenpalen zijn vermoedelijk vooral wandpalen, waarschijnlijk voor het ophouden van gebogen vlechtwerk. De tweede gereconstrueerde plattegrond ligt in zijn geheel binnen de andere en is bijna 12 meter lang en in het middendeel vier meter breed. Geen van de hier besproken plattegronden dus ook niet die uit Zuid-Holland vertonen sterke overeenkomsten, misschien de onregelmatige paalzetting uitgezonderd. Dat is voor deze periode ook niet zo vreemd, pas later in de midden bronstijd is er sprake van een echte huisbouwtraditie. Hoewel de toeschrijving aan de klokbekercultuur door het ontbreken van scherven speculatief is zou dit misschien wel eens de eerste plattegrond uit deze cultuur kunnen zijn. Hopelijk vinden we in de toekomst een vergelijkbaar erf waar meer vondsten zijn achtergebleven. De opgraving bij Heiloo-Craenenbroeck blijft echter een schot in de roos.